Tien

Voor de tiende editie op rij mag ik me huiscolumnist van Bospop noemen. Wanneer je de oogst van al die jaren zou bundelen kom je zelfs tot een stevig boekwerk. Dat had ik niet kunnen bedenken toen ik aan deze reeks begon. De kiem van dit columnistenschap werd gelegd met het verschijnen van mijn debuutroman, op de kop af tien jaar geleden.  ‘Via sterren en zeemeerminnen’ kent een hoog Bospopgehalte. Het verhaal van m’n rock’n’roll roadnovel over toeval en noodlot begint en eindigt niet voor niets op Bospop. Daartussendoor maakt de hoofdpersoon een muzikale pelgrimstocht, begeleid door grote hits en ook minder bekende liedjes. De feestelijke presentatie van het boek vierden we vanzelfsprekend in de Bosuil. Het eerste exemplaar was trouwens voor ‘Mr. Bospop’ Peter Verkennis, die vanwege zijn verdiensten voor Bospop vandaag met recht de eretitel ‘Weertenaar van het Jaar’ draagt.

Een paar memorabele optredens op Bospop 2004 vormen de opening van mijn roman. Neem The Doors of the 21st Century. Precies op het moment dat ze de eerste klanken van Riders on the Storm lieten horen begon het keihard te regenen. Zoveel symboliek, daar ben ik nog steeds niet tegen bestand. En natuurlijk was daar de eredienst van Wilco, de groep uit Chicago die ik uiteindelijk als gids heb gebruikt om de muzikale roadtrip gestalte te geven. De omzwervingen in het boek zouden twee jaar in beslag nemen, om weer op Bospop te eindigen. Maar dat wist ik allemaal nog niet toen ik die bewuste edities van Bospop in 2004 en 2006 bezocht, integendeel. De festivaldagen smeedde ik pas later tot een boek met een mix van ware gebeurtenissen, fictie en veel muziek.

Eén van de romanpersonages uit ‘Via sterren en zeemeerminnen’ kreeg juist dankzij Bospop gestalte. Tijdens het optreden van Wilco in de tent zag ik vlak naast mij een jongedame, direct bij het podium. Naar mijn idee moest ze net als ik een echte Wilco-fan zijn, anders stond ze niet zo vooraan.  Ze ging verrassend elegant gekleed, zeker in vergelijking met de doorsnee festivalganger. Naast haar donkere, stijlvolle mantelpakje droeg ze verfijnde sieraden en danste ze gracieus op de vierkante meter. Daarbij viel ze zo uit de toon bij de rest van het publiek dat ze zich ongevraagd in mijn geheugen nestelde.  Had ik toen bedacht dat ik van haar een romanpersonage zou maken, dan had ik haar vast aangesproken. Tot de dag van vandaag weet ik helaas niet wie deze muze is. Misschien dat ze deze column leest…

Paul Sterk